De startdatum voor de afbouw van de salderingsregeling voor zonnepanelen is niet haalbaar en moet 1 jaar uitgesteld worden tot 1 januari 2024. Dat adviseren ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken.
Wetsvoorstel controversieel
Onder minister Wiebes werd door het vorige kabinet besloten om de salderingsregeling in haar huidige vorm te handhaven tot 1 januari 2023. Vanaf dat kalenderjaar zou het salderen tot 2031 stapsgewijs afgebouwd worden naar 0 en zonnepaneeleigenaren zouden ieder jaar 9 procent minder mogen salderen. Hierdoor zouden ze voor een steeds groter deel van de met hun zonnepanelen opgewekte stroom een ‘redelijke vergoeding’ krijgen van hun energieleverancier.
Het bijbehorende wetsvoorstel voor de afbouw van de salderingsregeling werd door de Tweede Kamer echter vlak voor de verkiezingen controversieel verklaard. Eerder werd al bekend dat hierdoor een deel van de kleinverbruikers met zonnepanelen ook na 1 januari 2024 nog volledig zou kunnen salderen. Staatssecretaris Dilan Yeşilgöz-Zegerius waarschuwde daarbij ook dat als de afbouw van de salderingsregeling niet in 2023 zou starten, dat aanzienlijke financiële consequenties zou hebben.
Afbouw loopt langer door
Doordat de startdatum voor de afbouw niet meer haalbaar is, moet het wetsvoorstel worden aangepast. Daarmee zou de afbouw afgerond zijn op 1 januari 2032. Voor kleinverbruikers die in de komende kabinetsperiode investeren in zonnepanelen zal er volgens de ambtenaren sprake zijn van een terugverdientijd van circa 7 jaar. De gemiddelde terugverdientijd blijft daarbij tot en met 2030 onder de 9 jaar.
‘Spoedige inwerkingtreding nodig’
De ambtenaren pleiten verder voor een spoedige inwerkingtreding van de wet voor het afbouwen van de salderingsregeling. ‘Het is wenselijk dat dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk na aantreden van een nieuw kabinet wordt behandeld door de Tweede Kamer, omdat het ook een verplichting bevat om een meetinrichting te accepteren die afname en invoeding afzonderlijk kan meten. Dit is nodig om de salderingsregeling te kunnen afbouwen.’
Op dit moment heeft ruim 89 procent van de kleinverbruikers al een geschikte meetinrichting. De overige kleinverbruikers krijgen vanaf begin 2021 door de netbeheerders een geschikte meetinrichting aangeboden, op dit moment is de kleinverbruiker niet verplicht deze meter te accepteren. Het directoraat-generaal hierover: ‘Slechts circa 20 procent van de aangeschreven kleinverbruikers gaat dan ook maar in op het aanbod tot meterwissel. Na inwerkingtreding van de wet krijgt de netbeheerder 2 jaar de tijd om een geschikte meetinrichting aan te bieden, waarbij de kleinverbruiker wél verplicht is deze te accepteren. Omdat er 2 jaar nodig is om alle kleinverbruikers die nu nog niet in het bezit zijn van een geschikte meter deze aan te bieden, zal een deel van de kleinverbruikers op de (voorgenomen) startdatum van de afbouw van de salderingsregeling nog niet in het bezit zijn van een geschikte meetinrichting. Naar verwachting zal daarom een deel van de kleinverbruikers na de startdatum van de afbouw nog kunnen salderen, totdat ook zij een geschikte meetinrichting hebben gekregen. Om deze groep zo klein mogelijk te houden, is spoedige inwerkingtreding wenselijk.’